Op vakantie met de tent


vakantie

Het was in de tijd dat ik aan mijn moeder vroeg waarom we niet op vakantie konden net zoals de rest van mijn vrienden. Die waren in de vakantietijd allemaal weg, waarom wij niet? ‘Omdat het geld niet aan de bomen groeit,’ hoorde ik dan.
We hadden het financieel niet breed thuis. Om dingen te kopen moesten we eerst sparen of de bekende afbetalingsregeling nemen die op de prijskaartjes stonden. Op de straat werd er geritseld zoals ze het noemden als er iets van de vrachtwagen was gevallen, maar mijn moeder wilde daar niets van weten.
Mijn vader zat bij een visvereniging en daar werd aan de waterkant soms gehandeld in spullen. Toen Pietje, een van de leden die daar goed in was, een keer bij ons op bezoek kwam had mijn moeder al snel een mening over hem. Het was een gladjanus, als een paling in een emmer snot zei ze erbij. Ik verdacht hem meteen als de chauffeur van de vrachtwagen waar al die spullen vanaf vielen. Tel je vingers als hij de deur uit gaat zei ze tegen me als Pietje langs was geweest. Ik moest dan altijd lachen maar keek wel om me heen of ik iets miste.
Mijn vader kon echter goed met hem opschieten want hij ‘zat in de handel’ en had altijd iets te koop ‘voor weinig’.
Pietje zat buiten de ‘gevallen spullen’ ook in demo’s. Nieuwe spullen uit de showroom, zo goed als ongebruikt. Vanuit zijn auto deed hij de kofferbak verkoop. Je kon het niet zo gek verzinnen of hij had er een demo-exemplaar van. Uiteraard voor een mooie prijs inclusief achterlicht garantie.
Mijn moeder wilde er niets van weten.

Maar op een dag kocht mijn pa, niet helemaal nuchter, een bungalowtent met luxe slaapcabines. Dan kunnen we een keer op vakantie met de kinderen gaf hij als excuus. ‘Zet hem eerst maar eens neer, hopelijk blijft hij staan,’ hoor ik mijn moeder nog zeggen die de drie zakken met moddersporen bekeek. ‘Gelukkig zijn ze niet gebruikt,’ voegde ze er sarcastisch aan toe.
Op het veld voor de deur werden de zakken geleegd om de tent op te zetten. In de kleine zak zaten ijzeren pinnen die het op zijn plaats moest houden. Ze zaten vol modder en mijn moeder had genoeg gezien. ‘Veel plezier ermee,’ zei ze en ging theedrinken bij tante Coby. Die overigens geen familie was maar iedereen heette in die tijd oom of tante.
In de lange zak zaten genummerde ijzeren stokken. Op de juiste manier in elkaar gestoken moest dat het frame van de bungalowtent vormen. Na veel gepuzzel misten we maar twee palen. Helaas wel belangrijk omdat ze voor het dak waren. Uit de grote zak kwam het tentdoek dat vochtig aanvoelde en naar schimmel stonk.
‘Dat droogt wel,’ verklaarde mijn vader die schuw keek of moeder in de buurt was.
Toen er ook water uit de zak liep hingen er duistere wolken rond het hoofd van mijn vader. Hij stoof kwaad naar binnen om te kunnen telefoneren. Zo heette dat toen voor het mobiele tijdperk. Nadat hij Pietje uit zijn stamkroeg had getrokken bleek er nog een zak te zijn.
Daar zaten de twee missende palen in, inclusief de slaapcabines die we niet eens gemist hadden.
Mijn vader voelde zich ‘genaaid’ en wilde de ‘natte meuk’ zoals hij het noemde, teruggeven.
Dat zag Pietje niet zo zitten en bood ter plekke 50% korting met als voorwaarde dat hij er dan niets meer over zou horen.

Vader blij, moeder verbijsterd en ik de klos omdat ik moest meehelpen om alles schoon te maken en in elkaar te zetten. Na het zware werk bekeken we het vehikel op het veld.
Het had twee kleuren. Verbleekt en grauw aan de voorkant en de andere zijden in de originele felle kleuren van oranje en bruin. De slaapcabines hingen dertig centimeter boven het groene gras want een grondzeil ontbrak. De ritssluitingen van de flapdeuren liepen halverwege vast. De houder van de rits-voordeur ontbrak, maar mijn vader stak er gewoon een paperclip in en trok hem dicht.
Nadat we de haringen rondom hadden vastgezet bleek het bungalowzeil de grond niet te halen. De wind waaide net zo hard in de tent als erbuiten.
Mijn vader bekeek het van de optimistische kant. ‘De palen wat inkorten, ritsen smeren, een grondzeiltje en een lekker geurtje. We draaien hem regelmatig in de zon zodat hij lekker kan bijkleuren aan elke kant, hoe moeilijk kan het zijn?’
Na de aanpassingen werd de tent in gebruik genomen en gingen voor het eerst dat ik me herinner op vakantie. Twee hele weken! Inclusief de rijtijd naar Spanje dat heen en weer zes dagen in beslag nam. Onderweg werd de tent opgezet op verschillende campings en kregen we routine. Als we stopten stoven we fanatiek uit de bloedhete auto, niet alleen om af te koelen maar ook om de tent op te zetten. Moeders zat dan al naast het nog open veldje aardappels te schillen.
Het was de basis voor het begin van een aantal fantastische vakanties ‘Voor weinig.’